Hieronder Column van Wiebren Elverdink in de LC van zaterdag 15 juni.
Het gaat onmiskenbaar over de avond-4-daagse van Bakkeveen en insiders weten ook welke mevrouw bedoeld wordt ….
Het is goedbedoeld hoor, maar vaak vind ik het iets potsierlijke hebben. Van die ouders die hun kinderen geforceerd dankbaarheid opdringen als ze van een ander iets krijgen.
Caissière: „Alsjeblieft, een snoepje.” Kind: „…” Moeder, vermanend: „Ho, Charissa-Aukje! Wat-zeggen-we-dan?”
Het geërgerde „Dankjewèèèl” dat zo’n kind dan slaakt, met het verse tumtummetje al halverwege de huig: wie zit daar dan nog op te wachten?
Wat is de waarde van erkentelijkheid als het jengelend, met grote tegenzin en een snoet vol E-nummers wordt uitgebracht?
Toch voelde ik gisteravond, halverwege de eerste etappe van de avondvierdaagse, de behoefte om voorop te gaan in een dankbaarheidsoffensief. We hadden de eerste kilometers gevreten, een langge-rekt, Fruitella’s verslindend lint van kinderen door de dampige, opdrogende bossen van ons buurdorp.
De eerste rood aangelopen wandelaartjes hadden al plaatsgenomen op de schouders van hun vaders, die liever met andere vaders over de nieuwste 6-cilinder van Maserati hadden geouwehoerd, maar nu als lastdier fungeerden, modderige kinderschoentjes deinend tegen hun borst. Hun troostende „We zijn er bijna, schatje” was vooral aan hunzelf gericht.
Maar daar was de verlichting al, in de vorm van een tafeltje waarachter een handvol senioren de oneindige sliert vierdaagsespruiten heerlijk koude ranja schonk. Mijn aandacht werd getrokken door een gedrongen mevrouw met tere, opvallend korte vingers, die onophou-delijk oranje vloeistof vanuit een jerrycannetje in plastic bekertjes goot. Zodra er weer eentje vol was en de vrijwilligster die naar voren schoof, werd de beker subiet weggeplukt door een van de dorstige lopertjes, die zich rond de tafel hadden geposteerd als reigers aan een kikkerpoel.
De grijze ranjaschenkster glimlachte dan even, met lieve, vermoeide ogen, waarna ze overging tot de volgende beker. Ze schonk en schonk, de kinderen gristen en gristen, en geen enkele keer hoorde ik `dankuwer, of `bedankt’, of zelfs het onder veertigminners tegenwoordig gangbaardere woordje `thnx’.
Heel even overwoog ik om boven dat tafeltje een spandoek op te hangen, met daarop de tekst: `EN-WAT-ZEGGEN-WE DAN?’ Misschien trok ik de ondankbaarheid zo slecht, omdat het voelde alsof ik de offers voor dit vrijwilligerswerk aan het goeiige, gerimpelde gezicht van deze mevrouw kon aflezen. Ik herkende haar van de vorige edities van de vierdaagse die ik met mijn eigen kroost liep.
Ik meende haar zelfs te herkennen van de keren dat ik zelf als basisschoolknaap vier dagen lang door de bossen banjerde, dertig jaar geleden nu, gedreven door de uiteindelijke medaille die als appetijtelijke worst voor mijn ogen hing.
Generaties boslopers moet zij met een paar slokjes limonade verkoeling hebben gebracht. Duizenden bekertjes vulde ze met vloeibare troost. Tientallen avonden schonk ze glimlachend de energiespiegel van al die kinderen weer bij tot een aanvaardbaar niveau, met ogen die zeiden: hou vol, je kúnt het wel. Dat konden die kinderen gisteren natuurlijk nooit weten. Laat ik het daarom maar zeggen: bedankt, mevrouw.
[email protected]
Twitter: @WElverdink
Reacties