Het wonder van Allardsoog

[uit de LC van vrijdag 18 maart]
Voor foto’s: klik hier.

In de schaapskooi van Allardsoog kondigt hoog geblaat de lente aan. In ijltempo dijt de kudde van herder Ko Maring uit. Lammertijd!

‘Kom mar, jonkje. Do bist kâld, hè?’’ Schaapsherder Ko Maring knielt in het stro neer bij een onrustig hoog blatend lam. Zopas zat het diertje nog veilig in de buik van zijn moeder, nu staat het wankel en rillend in een hoekje in de schaapskooi van Allardsoog, bij Bakkeveen.

Pasgeboren. En pas verstoten.
De donkerbruine vacht van het piepjonge Drentse heideschaap is nog steeds nat en plakkerig. Geen van de ongeveer 130 ooien van Maring wierp zich op als moeder van het beestje en likte het schoon. Nu neemt de herder van het Mandefjild het lam tussen zijn knieën. Hij pakt een pluk stro in zijn knuisten en wrijft het dier er teder mee in, om het te warmen en schoon te maken. Maring spreekt op liefdevolle toon tegen de verstoteling: ,,Sa, dat is better, hè?’’

Hooigeur
Vanochtend in alle vroegte opende Maring voorzichtig en verwachtingsvol de deur van de schaapskooi. De lucht was zwanger van hooigeur. Miljoenen stofdeeltjes dansten in de eerste zonnestralen. De herder van It Fryske Gea keek in het rond.

Bingo.
Zeven schapen hadden één of meer lammetjes geworpen, stelde hij vast. Zéven. Dat zijn er veel, zo vroeg in de lammertijd. ,,Ik tocht eefkes ‘oh, oh’. Sitst der fuort yn.’’

De komende weken dijt Marings kudde uit van zo’n 130 schapen naar ongeveer 270 dieren. Maring kan er nu al naar uitkijken om tegen het eind van april de hei op te gaan. ,,Al dat jonge guod, dat noch gjin idee hat wêr’t it hinne moat. Dat is it aldermoaiste.’’

Taaie kilometervreters
Eigenaardige dieren, Drentse heideschapen, vertelt Maring. Taaie kilometervreters zijn het, die efficiënt forse lappen natuur kunnen begrazen. Ze hebben weinig nodig, redden zich uitstekend onder schrale omstandigheden.

Lammeren doen ze zonder bemoeienis van de herder, in de schaapskooi, omringd door kuddegenoten. ,,Dat jout se rêst. Se lamje hiel maklik ôf.’’

Maar het ras heeft zijn nukken. ,,Sy binne ek hiel sinnich. Se ferstjitte harren laam folle earder. At it eefkes ferkeard rûkt, kin it al mis wêze.’’

Deze ochtend zitten twee lammetjes zonder moeder. ‘Wouterkes’, worden die bannelingen genoemd. Vermoedelijk zijn ze geboren op een moment dat er vlakbij nóg eentje ter wereld kwam. Moederschaap moet haar kleine in die drukte zijn vergeten. ,,In inkelde kear hast soks.’’

Aan Maring de schone taak om dat jonge spul weer aan de juiste ooi te koppelen. Een kwestie van goed kijken en proberen.

Duwtje
Behalve het exemplaar dat hij zojuist met stro waste, gaat het om een gitzwart lammetje. De herder zette dat in een hokje bij een ooi die hij van het moederschap verdenkt. Het schaap moet echter niks van deze nakomeling weten en beukt het voortdurend ruw opzij.

Dan zet Maring zijn geheime wapen in: border collie Mink. De herder plaatst de enthousiaste hond in een aanpalend hokje.

De aanwezigheid van de hond wakkert de moedergevoelens bij de kribbige ooi aan, kondigt de schapenman aan. Kwestie van ervaring.

En waarachtig: de herder krijgt al na een paar tellen gelijk. Ineens concentreert het moederschaap zich op Mink. Plots duldt ze het zwarte lam aan haar tepel. Met gulzige halen neemt het kleintje de biest tot zich.

,,No komt it wol klear’’, constateert Maring tevreden. Je moet de natuur soms een duwtje in de rug geven. Opgewekt: ,,Dit is it wûnder fan Allardsoog.’’

Geplaatst in: t Fryske Gea

Geef een reactie